zondag 5 april 2015

Bran en Branwen (2)

Deel twee van de Keltische mythe over Bran en Branwen. Het eerste deel is gisteren geplaatst op deze blog.

Bran en Branwen
vervolg


Maar Branwen was slim en vond een manier om haar broer te laten weten hoe de Ieren haar behandelden. Voorzichtig en geduldig temde ze een spreeuw dat ze voedde. De wijze vrouwen van Wales stonden bekend om hun vermogen om met vogels te praten, dus schreef ze een briefje op een klein stukje papier, bond het aan de poot van het diertje en vertelde het om direct naar Bran te vliegen.

Op het moment dat de vogel bij Bran aankwam en hij het bericht gelezen had, kookte zijn bloed van woede. ‘Kom mannen,’ bulderde hij, ‘we gaan in de aanval!’ Al de edelen gingen akkoord met deze beslissing. Ze lieten zeven jonge notabelen achter om het land te beschermen en te besturen.
Bran leidde zijn leger naar Ierland. Zijn mannen zeilden in schepen, maar er was geen schip groot genoeg om hem te herbergen. Daarom waadde hij door de zee. Op zijn schouders droeg hij zijn favoriete muzikanten.

Op een dag waren een paar van koning Mallolwch’s mannen hun schapen en varkens aan het hoedden bij de zee. Kijkend naar de zee zagen ze iets vreemds aankomen. Meteen renden ze naar de koning om hem te informeren.
‘Sire,’ hijgden ze, ‘er is een bos op het water! Het komt recht op ons af, en snel ook!’
De koning schrok: ‘Vertel verder!’
‘We zagen ook een grote berg. Het bewoog! Bijna helemaal bovenop is een klif, en er zijn ook twee poelen met water.’
Branwen glimlachte toen het nieuws haar ten gehore kwam. Zij wist wel wie die berg was. Het was Bran, haar grote, reusachtige broer. De klif kan niet anders dan zijn neus zijn en de waterpoelen zijn ogen. Het bos zullen wel de masten van de schepen zijn. Ze kwamen om haar te redden!

De Ierse mannen waren doodsbang. ‘Wij kunnen niet vechten tegen een berg,’ zeiden ze tegen elkaar. ‘Laten we verder landinwaarts gaan, over de diepe rivier. Als we de brug vernielen als we er overheen zijn, kunnen de Welsh ons vast niet volgen! Ze kunnen dan niet bij ons komen!’
Hoe fout konden ze het hebben. Toen Bran de ravage van de kapotte brug zag, twijfelde hij geen moment. Hij ging liggen in het water, strekte zijn handen van de ene kant naar de andere en zo konden zijn mannen van de ene naar de andere kant komen.

Koning Mallolwch had geen andere keus meer. Nu was het zijn beurt om de gasten te verwelkomen. Hij zond boodschappers naar Bran. ‘Kom deze kant maar op, koning.’ Zeiden ze bang glimlachend. ‘Onze koning zend zijn groeten.’
Mallolwch wist dat hij de oorlog, als deze zou komen, zou verliezen en zocht naar een manier om deze te voorkomen. Er was slechts één manier – hij zou zijn koningschap opgeven en zijn zoon, Branwen’s kind, koning maken.
Dat is wat hij deed, althans, hij beloofde het. Maar het was niet genoeg. Bran was nog steeds verbolgen over de manier waarop zijn zus behandeld was bij de Ieren.
De Ierse edelen kwamen daarna met een idee: ‘U moet voor Bran een huis bouwen, zo mooi mogelijk. Hij heeft immers nog nooit een huis gehad… Hij zal het zien als een grote eer.’

Branwen sprak in de tussentijd met haar broer. ‘Alsjeblieft,’ zei ze, ‘ga niet omwille van mij een oorlog beginnen. Het zal alleen maar onschuldige mensen doden.’
Bran accepteerde Branwen’s slimme advies. Zijn huis werd gebouwd: groot, majestueus en bijzonder. Er was ruimte voor Bran en heel zijn leger daarbinnen. Maar de mannen van Mallolwch hadden niet zomaar de strijd opgegeven. Binnenin het huis va Bran hadden ze honderd zakken achtergelaten. Ze zeiden dat deze vol zaten met het beste meel, maar er zaten honderd van de beste Ierse strijders in.
Evnissyen was met Bran meegekomen naar Ierland. Hij bekeek de zakken achterdochtig en pakte ze daarna één voor één vast. Hij kneep er zo hard in dat de strijder binnenin zelfs doodging. Honderd mannen, zomaar dood.

Die avond hield Mallolwch een groot feest. Bran en zijn leger waren er, evenals het leger van de Ieren. De Ierse koning maakte tijdens het feest bekend dat de zoon van Branwen de troon zou overnemen, hij zou de nieuwe koning worden van Ierland en zou vrede brengen tussen beide landen.
Bran en Branwen waren erg blij met deze beslissing maar – opnieuw – Evnissyen was jaloers. Hij pakte de zoon op bij zijn hiel en gooide hem in het vuur.
Branwen schreeuwde het uit en probeerde haar zoon te redden. De vlammen waren echter te fel en dodelijk, dat Bran haar bij het vuur vandaan moest trekken. Zo redde hij in ieder geval haar leven.
Toen hij om zich heen keek zag hij het vuur in de ogen van de Ieren branden: zij hadden net hun troonopvolger in vlammen zien opgaan en hij greep zijn zwaard en schild.

De slag die volgde was woest en bloedig. Gevechten als deze hadden nog nooit eerder in Ierland plaatsgevonden. De Welsh leken te winnen, totdat de mannen van Mallolwch hun weg vonden naar het vuur. Ze droegen de magische ketel bij zich en gooiden de Ierse doden in de pot. Zodra dat gebeurde waren de mannen weer levend, exact zoals Bran gezegd had, en begonnen ze direct weer te vechten.
Evnissyen keek toe en zijn woeste, jaloerse hart sloeg wild met een nieuwe passie: Hij kon zijn broeders toch niet allemaal laten afslachten? Hij moest zijn land en volk helpen!
Dus besloot Evnissyen zich te verstoppen tussen de dode Ieren en hij werd, net als de andere doden, in de ketel gelegd. Maar in plaats van er levend weer uit te springen maakte hij zich zo lang mogelijk. Hij strekte zich zover uit dat de ketel compleet versplinterde. De magie die de ketel eens bevatte doodde Evnissyen. Hij brak ook in duizenden stukken, maar stierf trots en blij. Voor het eerst in zijn leven deed hij iets om vrede te brengen.
Zonder de magische ketel raakten de Ieren al snel hun leger kwijt. De Welsh wonnen, al hadden ze maar zeven man over. Bran had het ook overleefd, al had een speer met een giftige punt hem wel geraakt in zijn voet.
‘Wanneer ik sterf,’ zei hij, ‘wil ik dat mijn hoofd wordt afgehakt en naar Londen gaat. Daar moet je het begraven, mijn ogen gericht op Frankrijk.’ Hij glimlachte. ‘Daarna heb je nog een wonderlijke reis te gaan.’
‘Eerst moet je een feestmaal aanrichten bij mijn oude paleis in Pembroke, Zuid-Wales. Onthoud wel het volgende: alle deuren die naar het zuiden opengaan moeten dicht blijven! Als je ze opent zal mijn hoofd wegrotten.’

Rouwend deden zijn mannen zoals Bran had gezegd. Ze namen Branwen ook mee naar huis. Toen ze de zee hadden overgestoken keek zij nog eens achterom. Ierland, het land waar haar broer begraven was, het land waar haar man begraven was… Ze zuchtte. Zo’n strijd wilde ze nooit meer meemaken.
‘Ik had nooit geboren moeten worden,’ zuchtte ze, ‘mijn schoonheid heeft zoveel pijn veroorzaakt. De mannen van twee landen zijn geslacht, en dat allemaal vanwege mij…’
Ze huilde, haar hart brak van verdriet en ze deelde het lot van haar broer en haar man. De Welsh begroeven haar waar ze stierf.
Hoe het verder ging met Bran – hij stierf ook. Het gif van de speer doodde hem. Maar zijn hoofd bleef leven. De mannen droegen het met zich mee, en hun reis was wonderlijk.

Bij het koninklijk paleis bij Harlech, bij Pembroke, waren drie vogels en hun gezang was zo mooi dat de mannen zeven jaar daar verbleven. De vogels waren gestuurd door Rhiannon, de godin-koningin. ‘De vogels kunnen de doden uit hun slaap wekken,’ glimlachte ze, ‘en een vredige slaap geven aan de levenden.’
De mannen vergaten al hun verlies en hun zorgen. Het was alsof Bran nog bij hen was, hun leider en koning.
Ze waren acht blije jaren daar, zonder te weten wat er achter hun lag. Toen, op een dag, vergetend wat Bran tegen hen gezegd had, opende een man een deur op het zuiden. Opeens kwam al de pijn en verdriet terug – ze herinnerden zich Bran, hun nobele leider en hoe hij stierf.
Bedroefd, maar gehaast, maakten ze hun weg naar Londen. Elke dag leek het hoofd van Bran kleiner te worden. Net op tijd kwamen ze aan in Londen, waar ze het hoofd begroeven bij de Witte Heuvel aan de rivier.
Ze draaiden zich om en begonnen aan de reis terug naar huis, terug naar Wales. Hun gedachten waren vol van verdrietige herinneringen. Maar opeens verdwenen hun pijn en zorgen! Ze hoorden iets. En niet zomaar iets, ze hoorden Bran!

‘Als mijn hoofd hier veilig ligt,’ donderde zijn stem, ‘zal alles veilig zijn voor dit land. Geen plagen zullen de zee oversteken. Mijn mensen zullen blijdschap vinden.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten