Het tweede verhaal wat ik dit jaar uitwerk is een verhaal
dat vele vormen kent, ook in de hedendaagse tijd. Daar waar ik vorige keer de
Echo en de Narcis 'verklaarde', ga ik nu enkel en alleen een avontuur doorgeven
van een grote held uit de Griekse tijd. Maar zoals alle helden neemt ook bij
Bellerophon zijn ego de overhand.
Dit verhaal heb ik geleend uit werken van twee van de
grootste Griekse dichters uit de oudheid: Hesiodus en Homerus. Het eerste deel
komt voort uit het werk van Hesiodus, het tweede stuk uit de 'Iliad', misschien
wel Homerus' grootste werk, samen met de 'Odyssee'.
Ovidius / Homerus
'Bellerophon'
In Ephyre, de stad die later Korinthe zou gaan heten, was
Glaucus de koning. Hij was een zoon van Sisyphos, de man die volgens een andere
mythe in de onderwereld een steen de berg op moet rollen omdat hij het geheim
van Zeus verklapt zou hebben.
Glaucus zelf was ook geen lieverdje voor de goden. Hij
was een ruiter en gaf zijn paarden mensenvlees te eten omdat ze zo dapperder in
de gevechten zouden zijn. En dit viel niet goed bij de goden: ze lieten hem
eens van zijn strijdwagen vallen waarna zijn eigen paarden hem opaten.
In de stad was een jongen, Bellerophon, waarvan men
aannam dat hij de zoon was van Glaucus. Het was een sterke, mooie jongeman die
zelf echter andere ideeën over zijn vader nahield: hij dacht dat Poseidon zijn
vader was. Zijn moeder Eurynome, een mens, zou zijn getraind door niemand
anders dan Athena, dus Bellerophon zou al van vroegs af aan grote dingen kunnen
laten zien.
Hij was echter maar van één ding onder de indruk: de
vliegende paarden die zijn vader (Poseidon) zou hebben gemaakt. Hij ging dus
ook op zoek naar een Pegasus.
Van een ziener - ditmaal eens niet Tereisias maar
Polyidus - kreeg hij te horen dat als hij echt een Pegasus wilde vangen, hij
maar eens een nachtje in de tempel van Athena moest gaan pitten.
In zijn tocht naar de tempel waren vele dichters
gedichten aan hem aan het opdragen en veel schilders probeerden zijn charme en
schoonheid op het doek vast te leggen.
Eenmaal in de tempel lag hij te sluimeren - de priesters
en priesteressen lieten deze helden meestal met rust, straks zou hun god(in)
boos op hen worden - hoorde hij een stem en zag Athena met iets van goud in
haar hand staan.
'Sta op,' zei ze, 'dit is het voorwerp wat de Pegasus zal
charmeren.' Daarna verdween ze weer.
Bellerophon wachtte geen moment en rende met het gouden
voorwerp naar de velden waar de pegasi rondliepen. Hij zag een pegasus, liep er
rustig op af met het voorwerp in zijn hand.
De pegasus schrok niet, viel niet aan en bleef zelfs
rustig staan met zijn ogen gericht op het voorwerp, dat Bellerophon rustig op
de grond voor het beest had neergelegd zodat hij hem kon zadelen.
In zijn bronzen pantser vloog hij glorieus op het
magnifieke beest waarheen hij maar wilde. Het was ook best handig, want op deze
manier hielp hij zijn stad talloze malen tegen dreigingen van buitenaf.
Op een dag gebeurde er iets, geheel als ongeluk - zonder
dat beschreven wordt hoe het gebeurde, dat zijn leven veranderde. Hij
vermoordde zijn broer per ongeluk.
In de daaropvolgende rechtszaak konden zijn familie en
vrienden hem niet veroordelen: ze hechtten veel waarde aan hem en wilden de
goden niet boos maken. Toch waren ze hem liever kwijt dan rijk. Daarom verzon
één van hen een list: hij moest een brief brengen naar de koning van Lycië.
Bellerophon aarzelde niet, greep een avontuur waar hij deze zag en bracht de
brief weg.
De koning ontving Bellerophon, liet zich van zijn meest
gastvrije kant zien en entertainde hem voor negen dagen alvorens hij om de
brief vroeg. Toen hij de inhoud las, schrok hij. Hij kon toch niet zomaar de
jongeman ombrengen? Dan zou hij de boosheid der goden op zich afroepen. Hij
bedacht dus maar een queeste, een missie die Bellerophon vast niet kon
overleven.
'Bellerophon,' zo riep de koning in zijn troonzaal uit,
'Bellerophon, ik heb een queeste, een avontuur voor jou. Ben je geïnteresseerd?'
De jongeman knikte gretig terwijl hij dichterbij kwam.
'Vertel,' zei hij.
'Bellerophon,' zei de koning terwijl vele van zijn
landgenoten meeluisterden, 'er is hier in de buurt een monster dat mijn
onderdanen al tijden angst aanjaagt. Ik zou graag willen dat je hem dood
maakt.'
De mensen om hen heen hielden hun adem in. Vroeg de
koning nu echt deze jongen om de Chimaera dood te maken?
'Vertel,' zei Bellerophon rustig, 'Waar is het en hoe
ziet het er uit?'
Terwijl de koning vertelde hoe de chimaera er uit zag (het
hoofd van een leeuw, het lichaam van een gigantische geit en de op staart het
hoofd van een slang) en vertelde dat het in de streek al jaren schepen in de
fik stak met zijn vuurspuwende slangenbek, blikte of bloosde Bellerophon niet.
'Oké.'
Hij klom op zijn pegasus, vond het dier en bestookte het
vanuit de lucht met pijlen en speren totdat het monster dood was.
Daarna bedacht hij iets anders. Nu hij immers niet dood
kon gaan (zijn ego was enorm opgeblazen) wilde hij de goden op Olympus
bezoeken. Hij had immers zijn pegasus...
Hij vloog en vloog omhoog, het uiterste vragend van zijn
rijdier, totdat de goden een simpel vliegje naar zijn paard stuurden en deze
het lieten steken. De pegasus schrok dusdanig dat hij steigerde en Bellerophon
viel naar beneden.
Sindsdien leefde Bellerophon als een mensenschuwe
zonderling, de goden verafschuwend.
De pegasus echter kreeg een plekje in de stallen van
Olympus.
---
Hoe Bellerophon de Chimaera verslaat is een verhaal
apart: het staat vijfmaal in de oude boeken en vijfmaal is het geheel anders.
Speren op het monster, doodgeschoten met pijlen, de hoofden afgehakt met een
zwaard... Allerlei vormen kunnen, maar de juiste... ;)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten