Boek vijftien en zestien zijn aan de beurt. De afgelopen dagen heb ik een serie uitgelezen waarvan ik de afgelopen keer en deze keer over verder ga, namelijk de serie 'De geheimen van de onsterfelijke Nicholas Flamel'. Dus bij dezen, boek vijf en het laatste deel, boek 6.
De Warlock
Michael Scott
Josh en Sophie, de tweeling uit de profetie, zijn niet meer samen. Sophie is met Nicholas en Perenelle mee naar tante Agnes, maar Josh is met Virginia Dare en Doktor Dee mee gegaan. Zullen ze elkaar nog weer een keer zien?
Sophie krijgt van Tante Agnes, die Tsagaglalal blijkt te zijn, een tablet geschreven door Abraham de Magus. Daarin leest ze wat ze moet doen. Maar niet alleen Sophie krijgt een tablet, ook Niten, Prometheus, Hel, Odin, Mars en Nicholas en Perenelle krijgen er één.
Met deze kennis moeten ze de monsters, die de slechteriken willen bevrijden van het gevangeniseiland Alcatraz, tegenhouden.
Josh daarentegen is samen met Doktor Dee, Machiavelli, Billy the Kid en Virginia Dare op Alcatraz om de monsters los te laten. Daar gebeurt genoeg, waarnaar er ineens iets anders staat te gebeuren...
De Zieneres
Michael Scott
Het laatste deel van de serie. Josh en Sophie zijn op Danu Talis, 10.000 jaar in het verleden. Daar hebben hun 'ouders' nog wat verrassingen.
Nu Aten in de gevangenis zit, willen Isis en Osiris de baas worden door de tweeling op de troon te zetten. Maar Bastet en Anubis hebben hetzelfde idee. Wie zal eerder zijn, wie zal er winnen?
Tegelijkertijd zijn Dee en Dare Marethu tegen het lijf gelopen die hen nog een laatste missie geeft. Hoe zullen zij verder gaan in de wereld?
En Scatach, William, Jeanne, Saint-Germain, Palamedes zitten ook 'opgesloten', maar zullen zij het ook redden?
Blogs zijn rare dingen. In essentie is het ons levensverhaal. Het goede, het slechte en het gekke. Ook al lijkt het allemaal slechts geroddel te zijn, het is wat er in mijn leven speelt. Namen houd ik privé, voornamelijk om mijzelf te sparen, en soms zal ik er wel een grapje tussen zetten. :)
zondag 26 april 2015
zaterdag 18 april 2015
Afleiding?!?
Regelmatig bemerk ik bij mijzelf de gedachte of ik niet in de
verkeerde tijd ben geboren. Dat vraag ik me dan ook serieus af. Ik raak
razendsnel afgeleid en de tijd waarin we nu leven zit tjokvol met mogelijkheden
om afgeleid te worden. Waar ik ook kijk, wat ik ook doe, er zijn ontelbaar
manieren om mijzelf af te leiden van wat ik daadwerkelijk wilde gaan
doen.
Het is alsof ik in de auto zit en wel wil
gaan rijden, maar de vogels, bomen, mensen, dieren... alles leidt me af.
Ook voor het schrijven van dit simpele
stuk ben ik al meerdere malen afgeleid. Het internet is dan ook een bron van
afleiding en op het moment dat ik dit schrijf heb ik deze dan ook
uitgeschakeld. Datzelfde geldt ook voor andere zaken: ik zit op dit moment niet
eens thuis. Mijn boeken, muziek, tv... allerlei zaken die me van het schrijven
houden, heb ik dus nu al wegberedeneerd.
De afleiding volgt me in mijn huis en gaat
zelfs mee naar mijn bed! Hoe vaak betrap ik mijzelf er niet op dat mijn
telefoon binnen handbereik van mijn bed ligt. In mijn hoofd beredeneer ik dat
simpel weg - het is immers ook mijn wekker - maar het zorgt er wel voor dat ik
voordat ik ga slapen nog even kijk. Even het nieuws, even de sociale media en ‘even’
later is er een half uur voorbij.
Voor een lange tijd was er maar één
oplossing voor deze afleiding voor mezelf te bedenken. Ik zette een koptelefoon
op en sloot mijn ogen. De harde muziek en gesloten ogen sloten mij af van de
buitenwereld. Natuurlijk zijn dat momenten waar ik niets doe, maar op dat soort
momenten blijf ik mezelf afvragen: zou dit ook zijn gebeurd in een andere tijd?
Een tijd die stiller is, een tijd met
minder mogelijkheden om afgeleid te worden. Een rustiger tijd, zonder al het
internet om mij te storen, zonder al dat verkeer op de weg wat mij afleidt,
zonder... Zou ik in die tijd ook last hebben gehad van het uitstellen van
dingen omdat ik met iets anders bezig ben?
Zou ik dan een ander persoon zijn? Een
beter iemand wellicht?
Ik weet het niet.
zondag 12 april 2015
#Boekperweek 7
Het dertiende en veertiende boek zijn deze keer beiden van dezelfde schrijver en dezelfde serie. Eerder schreef ik al over deze serie, deel 1 en 2 zijn ook al langs gekomen en nu deel 3 en 4.
De Tovenares
Michael Scott
Het derde deel uit de serie 'De Geheimen van Nicholas Flamel' gaat verder over Josh en Sophie Newman. Aangekomen in Londen komen ze erachter dat de prijs die op het hoofd van hun reisgenoot Nicholas Flamel staat, groter is dan ooit. Wezens die nog nooit de aarde belopen hebben hebben nu Londen opgezocht op Nicholas te doden. Josh en Sophie moeten worden gevangen genomen, maar of ze dat ook gaat lukken.
In dit boek doen enkele nieuwe personages hun intrede. Palamedes en William Shakespeare bijvoorbeeld, maar ook Billy the Kid die samen met Niccolo Machiavelli moet proberen Perenelle Flamel op Alcatraz te doden.
Gelukkig/ helaas blijft het aloude 'Waar Flamel is zal narigheid komen' bestaan. Want wat gebeurd er allemaal?
De Necromancer
Michael Scott
Deel vier. San Francisco is de plaats waar het merendeel van dit boek zich afspeelt. Josh en Sophie komen eindelijk weer thuis bij hun tante, maar daar staat ineens een oude vriendin te wachten. Of... Het is Scatach helemaal niet. Het Aoife, haar tweelingzus die niet helemaal blij is met de zaken zoals ze zijn gegaan. Ze wil antwoorden. Niten is bij haar.
Billy en Niccolo krijgen ook hulp: Quetzalcoatl stuurt hulp, maar is het op tijd?
Doktor Dee krijgt ook een bijzondere compagnon: Virginia Dare.
Ook drijft Doktor Dee een wig tussen Josh en Sophie. Zouden ze elkaar ooit nog weer kunnen vertrouwen?
De Tovenares
Michael Scott
Het derde deel uit de serie 'De Geheimen van Nicholas Flamel' gaat verder over Josh en Sophie Newman. Aangekomen in Londen komen ze erachter dat de prijs die op het hoofd van hun reisgenoot Nicholas Flamel staat, groter is dan ooit. Wezens die nog nooit de aarde belopen hebben hebben nu Londen opgezocht op Nicholas te doden. Josh en Sophie moeten worden gevangen genomen, maar of ze dat ook gaat lukken.
In dit boek doen enkele nieuwe personages hun intrede. Palamedes en William Shakespeare bijvoorbeeld, maar ook Billy the Kid die samen met Niccolo Machiavelli moet proberen Perenelle Flamel op Alcatraz te doden.
Gelukkig/ helaas blijft het aloude 'Waar Flamel is zal narigheid komen' bestaan. Want wat gebeurd er allemaal?
De Necromancer
Michael Scott
Deel vier. San Francisco is de plaats waar het merendeel van dit boek zich afspeelt. Josh en Sophie komen eindelijk weer thuis bij hun tante, maar daar staat ineens een oude vriendin te wachten. Of... Het is Scatach helemaal niet. Het Aoife, haar tweelingzus die niet helemaal blij is met de zaken zoals ze zijn gegaan. Ze wil antwoorden. Niten is bij haar.
Billy en Niccolo krijgen ook hulp: Quetzalcoatl stuurt hulp, maar is het op tijd?
Doktor Dee krijgt ook een bijzondere compagnon: Virginia Dare.
Ook drijft Doktor Dee een wig tussen Josh en Sophie. Zouden ze elkaar ooit nog weer kunnen vertrouwen?
zondag 5 april 2015
Bran en Branwen (2)
Deel twee van de Keltische mythe over Bran en Branwen. Het eerste deel is gisteren geplaatst op deze blog.
Bran en Branwen
vervolg
‘Als mijn hoofd hier veilig ligt,’ donderde zijn stem,
‘zal alles veilig zijn voor dit land. Geen plagen zullen de zee oversteken.
Mijn mensen zullen blijdschap vinden.’
Bran en Branwen
vervolg
Maar Branwen was slim en vond een manier om haar broer te
laten weten hoe de Ieren haar behandelden. Voorzichtig en geduldig temde ze een
spreeuw dat ze voedde. De wijze vrouwen van Wales stonden bekend om hun
vermogen om met vogels te praten, dus schreef ze een briefje op een klein
stukje papier, bond het aan de poot van het diertje en vertelde het om direct
naar Bran te vliegen.
Op het moment dat de vogel bij Bran aankwam en hij het
bericht gelezen had, kookte zijn bloed van woede. ‘Kom mannen,’ bulderde hij, ‘we
gaan in de aanval!’ Al de edelen gingen akkoord met deze beslissing. Ze lieten
zeven jonge notabelen achter om het land te beschermen en te besturen.
Bran leidde zijn leger naar Ierland. Zijn mannen zeilden
in schepen, maar er was geen schip groot genoeg om hem te herbergen. Daarom
waadde hij door de zee. Op zijn schouders droeg hij zijn favoriete muzikanten.
Op een dag waren een paar van koning Mallolwch’s mannen
hun schapen en varkens aan het hoedden bij de zee. Kijkend naar de zee zagen ze
iets vreemds aankomen. Meteen renden ze naar de koning om hem te informeren.
‘Sire,’ hijgden ze, ‘er is een bos op het water! Het komt
recht op ons af, en snel ook!’
De koning schrok: ‘Vertel verder!’
‘We zagen ook een grote berg. Het bewoog! Bijna helemaal
bovenop is een klif, en er zijn ook twee poelen met water.’
Branwen glimlachte toen het nieuws haar ten gehore kwam.
Zij wist wel wie die berg was. Het was Bran, haar grote, reusachtige broer. De
klif kan niet anders dan zijn neus zijn en de waterpoelen zijn ogen. Het bos zullen
wel de masten van de schepen zijn. Ze kwamen om haar te redden!
De Ierse mannen waren doodsbang. ‘Wij kunnen niet vechten
tegen een berg,’ zeiden ze tegen elkaar. ‘Laten we verder landinwaarts gaan,
over de diepe rivier. Als we de brug vernielen als we er overheen zijn, kunnen
de Welsh ons vast niet volgen! Ze kunnen dan niet bij ons komen!’
Hoe fout konden ze het hebben. Toen Bran de ravage van de
kapotte brug zag, twijfelde hij geen moment. Hij ging liggen in het water,
strekte zijn handen van de ene kant naar de andere en zo konden zijn mannen van
de ene naar de andere kant komen.
Koning Mallolwch had geen andere keus meer. Nu was het
zijn beurt om de gasten te verwelkomen. Hij zond boodschappers naar Bran. ‘Kom
deze kant maar op, koning.’ Zeiden ze bang glimlachend. ‘Onze koning zend zijn
groeten.’
Mallolwch wist dat hij de oorlog, als deze zou komen, zou
verliezen en zocht naar een manier om deze te voorkomen. Er was slechts één
manier – hij zou zijn koningschap opgeven en zijn zoon, Branwen’s kind, koning
maken.
Dat is wat hij deed, althans, hij beloofde het. Maar het
was niet genoeg. Bran was nog steeds verbolgen over de manier waarop zijn zus
behandeld was bij de Ieren.
De Ierse edelen kwamen daarna met een idee: ‘U moet voor
Bran een huis bouwen, zo mooi mogelijk. Hij heeft immers nog nooit een huis
gehad… Hij zal het zien als een grote eer.’
Branwen sprak in de tussentijd met haar broer.
‘Alsjeblieft,’ zei ze, ‘ga niet omwille van mij een oorlog beginnen. Het zal
alleen maar onschuldige mensen doden.’
Bran accepteerde Branwen’s slimme advies. Zijn huis werd
gebouwd: groot, majestueus en bijzonder. Er was ruimte voor Bran en heel zijn
leger daarbinnen. Maar de mannen van Mallolwch hadden niet zomaar de strijd
opgegeven. Binnenin het huis va Bran hadden ze honderd zakken achtergelaten. Ze
zeiden dat deze vol zaten met het beste meel, maar er zaten honderd van de
beste Ierse strijders in.
Evnissyen was met Bran meegekomen naar Ierland. Hij
bekeek de zakken achterdochtig en pakte ze daarna één voor één vast. Hij kneep
er zo hard in dat de strijder binnenin zelfs doodging. Honderd mannen, zomaar
dood.
Die avond hield Mallolwch een groot feest. Bran en zijn
leger waren er, evenals het leger van de Ieren. De Ierse koning maakte tijdens
het feest bekend dat de zoon van Branwen de troon zou overnemen, hij zou de
nieuwe koning worden van Ierland en zou vrede brengen tussen beide landen.
Bran en Branwen waren erg blij met deze beslissing maar –
opnieuw – Evnissyen was jaloers. Hij pakte de zoon op bij zijn hiel en gooide
hem in het vuur.
Branwen schreeuwde het uit en probeerde haar zoon te
redden. De vlammen waren echter te fel en dodelijk, dat Bran haar bij het vuur
vandaan moest trekken. Zo redde hij in ieder geval haar leven.
Toen hij om zich heen keek zag hij het vuur in de ogen
van de Ieren branden: zij hadden net hun troonopvolger in vlammen zien opgaan
en hij greep zijn zwaard en schild.
De slag die volgde was woest en bloedig. Gevechten als
deze hadden nog nooit eerder in Ierland plaatsgevonden. De Welsh leken te
winnen, totdat de mannen van Mallolwch hun weg vonden naar het vuur. Ze droegen
de magische ketel bij zich en gooiden de Ierse doden in de pot. Zodra dat
gebeurde waren de mannen weer levend, exact zoals Bran gezegd had, en begonnen
ze direct weer te vechten.
Evnissyen keek toe en zijn woeste, jaloerse hart sloeg
wild met een nieuwe passie: Hij kon zijn broeders toch niet allemaal laten
afslachten? Hij moest zijn land en volk helpen!
Dus besloot Evnissyen zich te verstoppen tussen de dode
Ieren en hij werd, net als de andere doden, in de ketel gelegd. Maar in plaats
van er levend weer uit te springen maakte hij zich zo lang mogelijk. Hij
strekte zich zover uit dat de ketel compleet versplinterde. De magie die de
ketel eens bevatte doodde Evnissyen. Hij brak ook in duizenden stukken, maar
stierf trots en blij. Voor het eerst in zijn leven deed hij iets om vrede te
brengen.
Zonder de magische ketel raakten de Ieren al snel hun
leger kwijt. De Welsh wonnen, al hadden ze maar zeven man over. Bran had het
ook overleefd, al had een speer met een giftige punt hem wel geraakt in zijn
voet.
‘Wanneer ik sterf,’ zei hij, ‘wil ik dat mijn hoofd wordt
afgehakt en naar Londen gaat. Daar moet je het begraven, mijn ogen gericht op
Frankrijk.’ Hij glimlachte. ‘Daarna heb je nog een wonderlijke reis te gaan.’
‘Eerst moet je een feestmaal aanrichten bij mijn oude
paleis in Pembroke, Zuid-Wales. Onthoud wel het volgende: alle deuren die naar
het zuiden opengaan moeten dicht blijven! Als je ze opent zal mijn hoofd
wegrotten.’
Rouwend deden zijn mannen zoals Bran had gezegd. Ze namen
Branwen ook mee naar huis. Toen ze de zee hadden overgestoken keek zij nog eens
achterom. Ierland, het land waar haar broer begraven was, het land waar haar
man begraven was… Ze zuchtte. Zo’n strijd wilde ze nooit meer meemaken.
‘Ik had nooit geboren moeten worden,’ zuchtte ze, ‘mijn
schoonheid heeft zoveel pijn veroorzaakt. De mannen van twee landen zijn
geslacht, en dat allemaal vanwege mij…’
Ze huilde, haar hart brak van verdriet en ze deelde het
lot van haar broer en haar man. De Welsh begroeven haar waar ze stierf.
Hoe het verder ging met Bran – hij stierf ook. Het gif
van de speer doodde hem. Maar zijn hoofd bleef leven. De mannen droegen het met
zich mee, en hun reis was wonderlijk.
Bij het koninklijk paleis bij Harlech, bij Pembroke,
waren drie vogels en hun gezang was zo mooi dat de mannen zeven jaar daar
verbleven. De vogels waren gestuurd door Rhiannon, de godin-koningin. ‘De
vogels kunnen de doden uit hun slaap wekken,’ glimlachte ze, ‘en een vredige
slaap geven aan de levenden.’
De mannen vergaten al hun verlies en hun zorgen. Het was
alsof Bran nog bij hen was, hun leider en koning.
Ze waren acht blije jaren daar, zonder te weten wat er achter
hun lag. Toen, op een dag, vergetend wat Bran tegen hen gezegd had, opende een
man een deur op het zuiden. Opeens kwam al de pijn en verdriet terug – ze herinnerden
zich Bran, hun nobele leider en hoe hij stierf.
Bedroefd, maar gehaast, maakten ze hun weg naar Londen.
Elke dag leek het hoofd van Bran kleiner te worden. Net op tijd kwamen ze aan
in Londen, waar ze het hoofd begroeven bij de Witte Heuvel aan de rivier.
Ze draaiden zich om en begonnen aan de reis terug naar
huis, terug naar Wales. Hun gedachten waren vol van verdrietige herinneringen.
Maar opeens verdwenen hun pijn en zorgen! Ze hoorden iets. En niet zomaar iets,
ze hoorden Bran!
zaterdag 4 april 2015
Bran en Branwen (1)
Het eerste deel van de Keltische mythe over Bran en Branwen. Morgen volgt deel twee.
Bran en Branwen
Bran en Branwen
Machtige Bran, koning van Wales, was zo groot als een
reus. Hij torende boven zijn mensen uit als de hoge bergen en beschermde hem
als een hoge stenen muur. Zijn hoofd was als een grote, sterke rots, zijn neus
als een vooruitstekende klif en zijn ogen waren als waterpoelen. Zijn haar was
zwart en glanzend zoals de veren van een sterke vogel en dat is waarom zijn
vader hem ‘Bran’ had genoemd, want dat betekent raaf.
In heel zijn koninkrijk was er geen huis groot genoeg
voor hem. Hij sliep buiten zoals de goden deden – in spelonken, onder bomen of
onder de sterrenpracht.
De zus van Bran, Branwen, was zo groot als een gewoon
mens maar door haar schoonheid leek ze wel goddelijk. Haar haar was zo donker
als de nacht en zo glanzend als sterren; haar huid was zacht en delicaat als
sneeuw. Ze was sierlijk als jonge bomen in het bos en haar glimlach was zo mooi
en helder als de zon.
Branwen was niet alleen mooi, haar persoonlijkheid was
ook goed. Ze was wijs en trouw, slim en hardwerkend, lieftallig, gul en aardig.
Op het moment dat dit verhaal begint is Branwen nog niet
getrouwd. Ze leeft met Bran in Harlech, in het noorden van Wales. De drie
broers van Bran, Manawyddan, Nissyen en Evnissyen, waren ook in het Koninklijke
gezelschap.
Op een dag zat Bran op een hoge rots die uitkeek over de
zee. Zijn drie broers waren ook bij hem. En ze waren niet alleen: ook waren
vele edelen in de buurt, wachtend op een order van de koning.
‘Wat is dat?’ riep Bran, zijn uitstekende zicht
gebruikend, ‘Het zijn – laat me tellen – elf, twaalf, nee, zelfs dertien
schepen die aan komen varen, deze kant op!’
‘Jij daar!’ riep Bran naar één van zijn dienaren. ‘Ga
kijken wat ze hier komen doen.’ ‘En jij,’wees hij een ander aan, ‘Laat het
leger zich paraat houden. We weten immers niet wie het zijn.’
Toen hij later nog eens keek zag hij het teken van vrede
bij de schepen; ze hadden hun schilden op de kop gehangen. Iedereen aan boord
leek vriendelijk. En hun schepen… zoiets had Bran nog niet eerder gezien. Mooi
gestroomlijnd, zeewaardig en uitstekend gemaakt van goed hout. De mannen op het
schip waren knap en hoffelijk en droegen mooie kleren. Hun paarden waren goed
verzorgd en zagen er goed uit.
‘Wij komen uit Ierland en we komen in vrede!’ zeiden de
mannen. ‘Onze leider is de Ierse hoge koning Mallolwch en hij is hierheen
gekomen omdat hij wilde trouwen met de mooie Branwen.’
De trotse koning Mallolwch stapte hoffelijk van boord,
breed glimlachend.
‘Ik heb gehoord van uw zusters uitzonderlijke schoonheid.
Een Koninklijke bruiloft, zeker één tussen onze grote naties zal onze landen
vrede en vriendschap geven.’
‘Dat is zeker een mooi vooruitzicht,’ riep Bran blij.
‘Wat een goed idee! Maar laten we nu eerst uw aankomst hier vieren!’
De mensen van Wales en hun Ierse gasten vierden feest tot
diep in de nacht. Ze aten en dronken, vertelden verhalen en waren allemaal
blij. Mallolwch had een ereplaats gekregen, tussen Bran en Branwen in en was
daar zeer content mee. Ze hadden zich, toen het donkerder werd, allemaal
teruggetrokken in een reusachtige tent, waar Bran zich net in kon wurmen.
Branwen leek ook blij te zijn, al vond ze het jammer dat niemand haar iets
gevraagd had over de trouwerij.
Maar iets verder in de tent was er één iemand die nog
minder blij was: Evnissyen, de broer van Bran, was zeer ontsteld dat niemand
hem om permissie gevraagd had rondom het aanstaande huwelijk van zijn zus en de
Ierse koning. Dat hoefde niet volgens traditie noch wet: Bran maakte de
beslissingen. Maar Evnissyen was jaloers; hij wilde Brans troon hebben.
Dus hij deed iets kwaadaardigs: hij viel de paarden van
de gasten aan. Woorden kunnen de gruweldaden van Evnissyen niet beschrijven.
Toen de Ierse koning van deze schandelijke daad hoorde
zwol zijn hart op van woede en haat. ‘Ik moet dit barbaarse, achterlijke en
bloedige land verlaten,’ zei hij en vertrok naar zijn schepen.
Knechten van Bran kwamen naar hun koning toe en brachten
hem het nieuws dat Mallolwch wegging. Bran was bezorgd, maar toen hij hoorde
wat zijn broer gedaan had werd hij net zo boos als de Ieren. De aanval op de
Ierse paarden was een belediging naar zijn gasten, tegenover Branwen en tegen
heel Wales! Het brak één van de belangrijkste wetten van de Keltische landen –
gastvrijheid aan vreemden. Maar op dit moment was de daad gedaan, hij kon de
schade niet tenietdoen. Alles wat hij kon doen, om zijn land te helpen, was
proberen de Ieren te overreden om niet met hen in oorlog te gaan.
Direct stuurde hij snelle boodschappers naar de schepen
van de Ieren toe. ‘Bran smeekt jullie om niet te gaan,’ zeiden ze. ‘Hij wil
jullie grote cadeaus geven als teken van vriendschap. Hij zal jullie zijn beste
paarden geven om degene die Evnissyen vermoord en verminkt heeft te vervangen.
Ook zal hij jullie een zilveren stok geven, zo groot als hijzelf is en zo dik
als zijn vingers – plus een enorme gouden plaat zo groot als zijn eigen
gezicht!’
‘Bran wil ook dat jullie weten dat, als hij zou kunnen,
hij zijn eigen broer wel zou willen vermoorden om hetgeen hij gedaan heeft.
Maar onze wetten verbieden dat broers elkaar vermoorden, zoals jullie ook wel
zullen begrijpen.’
‘Dat is mooi gezegd,’ bromde Mallolwch. ‘Ik zal mijn
mannen vragen om te blijven en de grote raad bijeenroepen.’ Tijdens dit beraad
besloten de Ieren te blijven, grotendeels door de genereuze cadeaus van Bran.
Toch zag Bran een dag later, terwijl hij met Mallolwch
aan het eten was, dat hij er sip en verdrietig uitzag. Hij zei: ‘Doet de aanval
op je paarden je nog steeds pijnen verdriet? Dat verbaast me niets. Misschien
heb ik echter wel iets voor je. Een cadeau dat je zo zal verbazen dat de pijn
weggaat.’
‘Ik zal je mijn magische ketel geven. Iedereen die
vermoord is hoeft er enkel in te zitten en hij zal weer leven, zo goed als
nieuw.’ Zei Bran. ‘Er is slechts één klein probleem: de man kan niet meer
praten – maar ik denk dat hij wel je gewoon hoort.’
Bran had zijn woord gegeven en de volgende dag gaf hij de
Ierse koning de ketel. Deze was verrukt over de schoonheid van de ketel en
vroeg waar de Welsh hem vandaan had.
‘Gek genoeg uit Ierland,’ zei Bran, ‘Ik kreeg de ketel
van een man die daar eens leefde. Ik denk dat hij hem heeft meegenomen.’
‘Aha,’ zei Mallolwch, ‘Ik denk dat ik deze ketel eerder
gezien heb. Op een dag, toen ik aan het jagen was in Ierland, reed ik langs een
diep, donker meer. Een vreemde, roodharige man kwam uit het meer zetten met de
ketel achter zich. Hij zal hem in dat meer gevonden hebben en uiteindelijk aan
jou gegeven hebben. ‘
‘Misschien komt het wel uit de Anderwereld, of is het van
een god geweest! Iedereen weet dat de goden in meren en rivieren leven – en dan
de weg in en uit de Anderwereld via water gaat.’
‘Hij was een wilde man,’ vervolgde de Ierse koning, ‘net
als zijn vrouw. Zij was twee keer zo groot, luid en smerig als hem. Ik heb ze
beiden een jaar in mijn paleis als gast gehad, maar ze waren zo onbeleefd en
maakten zoveel herrie dat ik van ze af wilde. Ik bouwde voor hen een huis van
ijzer, zette hen erin vast en heb daarna grote vuren er omheen
aangestoken. Toen het huis witheet was,
kwamen ze door de smeltende muren heen en renden ze weg uit Ierland.’
‘Ja, ze kwamen hierheen,’ zei Bran, ‘Tot zover hebben ze
nog geen overlast bezorgd. Meestal laat ik ze de grens bewaken.’
De twee koningen bezegelden de deal en organiseerden een
groot feest. De volgende dag verlieten de Ieren Wales en Branwen ging met hen
mee om haar nieuwe leven in Ierland te starten.
De Ieren waren blij om Branwen welkom te heten als hun
nieuwe koningin. Toen ze binnen een jaar het volk een zoon had geschonken was
bijna iedereen gelukkig. Enkel een paar Ierse edelen konden niet vergeten wat
de Welsh hadden gedaan met hun paarden. Ze mompelden kwade woorden over de
mensen uit Wales, vooral over Branwen.
Koning Mallolwch hoorde deze fluisteringen en na verloop
van tijd begon hij deze te geloven. Op een dag gooide hij Branwen uit zijn
Koninklijke verblijven en liet hij haar werken in de keuken. Sommige mensen
zeiden zelfs dat hij haar sloeg – ook al was ze zijn vrouw en koningin. Branwen
werkte drie jaar lang en kreeg zware, vieze klussen. Ze veegde en maakte
schoon, waste de smerige vaat en was urenlang bezig om deeg te kneden om brood
te maken. Elke dag kreeg ze slaag van de slager, zijn handen vies en vuil met
restjes van vlees en vers dierenbloed.
Waarom niemand haar redde? De Ieren deden niets omdat ze
bang waren voor hun koning. Ook had de koning al het verkeer tussen beide
landen gestopt dus kon koning Bran ook niet weten wat er aan de hand was.
Wordt morgen vervolgd
Wordt morgen vervolgd
Abonneren op:
Posts (Atom)