zondag 26 april 2015

#Boekperweek 8

Boek vijftien en zestien zijn aan de beurt. De afgelopen dagen heb ik een serie uitgelezen waarvan ik de afgelopen keer en deze keer over verder ga, namelijk de serie 'De geheimen van de onsterfelijke Nicholas Flamel'. Dus bij dezen, boek vijf en het laatste deel, boek 6.

De Warlock
Michael Scott

Josh en Sophie, de tweeling uit de profetie, zijn niet meer samen. Sophie is met Nicholas en Perenelle mee naar tante Agnes, maar Josh is met Virginia Dare en Doktor Dee mee gegaan. Zullen ze elkaar nog weer een keer zien?

Sophie krijgt van Tante Agnes, die Tsagaglalal blijkt te zijn, een tablet geschreven door Abraham de Magus. Daarin leest ze wat ze moet doen. Maar niet alleen Sophie krijgt een tablet, ook Niten, Prometheus, Hel, Odin, Mars en Nicholas en Perenelle krijgen er één.
Met deze kennis moeten ze de monsters, die de slechteriken willen bevrijden van het gevangeniseiland Alcatraz, tegenhouden.

Josh daarentegen is samen met Doktor Dee, Machiavelli, Billy the Kid en Virginia Dare op Alcatraz om de monsters los te laten. Daar gebeurt genoeg, waarnaar er ineens iets anders staat te gebeuren...



De Zieneres
Michael Scott

Het laatste deel van de serie. Josh en Sophie zijn op Danu Talis, 10.000 jaar in het verleden. Daar hebben hun 'ouders' nog wat verrassingen.

Nu Aten in de gevangenis zit, willen Isis en Osiris de baas worden door de tweeling op de troon te zetten. Maar Bastet en Anubis hebben hetzelfde idee. Wie zal eerder zijn, wie zal er winnen?

Tegelijkertijd zijn Dee en Dare Marethu tegen het lijf gelopen die hen nog een laatste missie geeft. Hoe zullen zij verder gaan in de wereld?

En Scatach, William, Jeanne, Saint-Germain, Palamedes zitten ook 'opgesloten', maar zullen zij het ook redden?


zaterdag 18 april 2015

Afleiding?!?

Regelmatig bemerk ik bij mijzelf de gedachte of ik niet in de verkeerde tijd ben geboren. Dat vraag ik me dan ook serieus af. Ik raak razendsnel afgeleid en de tijd waarin we nu leven zit tjokvol met mogelijkheden om afgeleid te worden. Waar ik ook kijk, wat ik ook doe, er zijn ontelbaar manieren om mijzelf af te leiden van wat ik daadwerkelijk wilde gaan doen. 
Het is alsof ik in de auto zit en wel wil gaan rijden, maar de vogels, bomen, mensen, dieren... alles leidt me af.

Ook voor het schrijven van dit simpele stuk ben ik al meerdere malen afgeleid. Het internet is dan ook een bron van afleiding en op het moment dat ik dit schrijf heb ik deze dan ook uitgeschakeld. Datzelfde geldt ook voor andere zaken: ik zit op dit moment niet eens thuis. Mijn boeken, muziek, tv... allerlei zaken die me van het schrijven houden, heb ik dus nu al wegberedeneerd.

De afleiding volgt me in mijn huis en gaat zelfs mee naar mijn bed! Hoe vaak betrap ik mijzelf er niet op dat mijn telefoon binnen handbereik van mijn bed ligt. In mijn hoofd beredeneer ik dat simpel weg - het is immers ook mijn wekker - maar het zorgt er wel voor dat ik voordat ik ga slapen nog even kijk. Even het nieuws, even de sociale media en ‘even’ later is er een half uur voorbij. 

Voor een lange tijd was er maar één oplossing voor deze afleiding voor mezelf te bedenken. Ik zette een koptelefoon op en sloot mijn ogen. De harde muziek en gesloten ogen sloten mij af van de buitenwereld. Natuurlijk zijn dat momenten waar ik niets doe, maar op dat soort momenten blijf ik mezelf afvragen: zou dit ook zijn gebeurd in een andere tijd?

Een tijd die stiller is, een tijd met minder mogelijkheden om afgeleid te worden. Een rustiger tijd, zonder al het internet om mij te storen, zonder al dat verkeer op de weg wat mij afleidt, zonder... Zou ik in die tijd ook last hebben gehad van het uitstellen van dingen omdat ik met iets anders bezig ben?
Zou ik dan een ander persoon zijn? Een beter iemand wellicht?


Ik weet het niet. 

zondag 12 april 2015

#Boekperweek 7

Het dertiende en veertiende boek zijn deze keer beiden van dezelfde schrijver en dezelfde serie. Eerder schreef ik al over deze serie, deel 1 en 2 zijn ook al langs gekomen en nu deel 3 en 4.

De Tovenares
Michael Scott

Het derde deel uit de serie 'De Geheimen van Nicholas Flamel' gaat verder over Josh en Sophie Newman. Aangekomen in Londen komen ze erachter dat de prijs die op het hoofd van hun reisgenoot Nicholas Flamel staat, groter is dan ooit. Wezens die nog nooit de aarde belopen hebben hebben nu Londen opgezocht op Nicholas te doden. Josh en Sophie moeten worden gevangen genomen, maar of ze dat ook gaat lukken.

In dit boek doen enkele nieuwe personages hun intrede. Palamedes en William Shakespeare bijvoorbeeld, maar ook Billy the Kid die samen met Niccolo Machiavelli moet proberen Perenelle Flamel op Alcatraz te doden.

Gelukkig/ helaas blijft het aloude 'Waar Flamel is zal narigheid komen' bestaan. Want wat gebeurd er allemaal?


De Necromancer
Michael Scott

Deel vier. San Francisco is de plaats waar het merendeel van dit boek zich afspeelt. Josh en Sophie komen eindelijk weer thuis bij hun tante, maar daar staat ineens een oude vriendin te wachten. Of... Het is Scatach helemaal niet. Het Aoife, haar tweelingzus die niet helemaal blij is met de zaken zoals ze zijn gegaan. Ze wil antwoorden. Niten is bij haar.

Billy en Niccolo krijgen ook hulp: Quetzalcoatl stuurt hulp, maar is het op tijd?
Doktor Dee krijgt ook een bijzondere compagnon: Virginia Dare.

Ook drijft Doktor Dee een wig tussen Josh en Sophie. Zouden ze elkaar ooit nog weer kunnen vertrouwen?

zondag 5 april 2015

Bran en Branwen (2)

Deel twee van de Keltische mythe over Bran en Branwen. Het eerste deel is gisteren geplaatst op deze blog.

Bran en Branwen
vervolg


Maar Branwen was slim en vond een manier om haar broer te laten weten hoe de Ieren haar behandelden. Voorzichtig en geduldig temde ze een spreeuw dat ze voedde. De wijze vrouwen van Wales stonden bekend om hun vermogen om met vogels te praten, dus schreef ze een briefje op een klein stukje papier, bond het aan de poot van het diertje en vertelde het om direct naar Bran te vliegen.

Op het moment dat de vogel bij Bran aankwam en hij het bericht gelezen had, kookte zijn bloed van woede. ‘Kom mannen,’ bulderde hij, ‘we gaan in de aanval!’ Al de edelen gingen akkoord met deze beslissing. Ze lieten zeven jonge notabelen achter om het land te beschermen en te besturen.
Bran leidde zijn leger naar Ierland. Zijn mannen zeilden in schepen, maar er was geen schip groot genoeg om hem te herbergen. Daarom waadde hij door de zee. Op zijn schouders droeg hij zijn favoriete muzikanten.

Op een dag waren een paar van koning Mallolwch’s mannen hun schapen en varkens aan het hoedden bij de zee. Kijkend naar de zee zagen ze iets vreemds aankomen. Meteen renden ze naar de koning om hem te informeren.
‘Sire,’ hijgden ze, ‘er is een bos op het water! Het komt recht op ons af, en snel ook!’
De koning schrok: ‘Vertel verder!’
‘We zagen ook een grote berg. Het bewoog! Bijna helemaal bovenop is een klif, en er zijn ook twee poelen met water.’
Branwen glimlachte toen het nieuws haar ten gehore kwam. Zij wist wel wie die berg was. Het was Bran, haar grote, reusachtige broer. De klif kan niet anders dan zijn neus zijn en de waterpoelen zijn ogen. Het bos zullen wel de masten van de schepen zijn. Ze kwamen om haar te redden!

De Ierse mannen waren doodsbang. ‘Wij kunnen niet vechten tegen een berg,’ zeiden ze tegen elkaar. ‘Laten we verder landinwaarts gaan, over de diepe rivier. Als we de brug vernielen als we er overheen zijn, kunnen de Welsh ons vast niet volgen! Ze kunnen dan niet bij ons komen!’
Hoe fout konden ze het hebben. Toen Bran de ravage van de kapotte brug zag, twijfelde hij geen moment. Hij ging liggen in het water, strekte zijn handen van de ene kant naar de andere en zo konden zijn mannen van de ene naar de andere kant komen.

Koning Mallolwch had geen andere keus meer. Nu was het zijn beurt om de gasten te verwelkomen. Hij zond boodschappers naar Bran. ‘Kom deze kant maar op, koning.’ Zeiden ze bang glimlachend. ‘Onze koning zend zijn groeten.’
Mallolwch wist dat hij de oorlog, als deze zou komen, zou verliezen en zocht naar een manier om deze te voorkomen. Er was slechts één manier – hij zou zijn koningschap opgeven en zijn zoon, Branwen’s kind, koning maken.
Dat is wat hij deed, althans, hij beloofde het. Maar het was niet genoeg. Bran was nog steeds verbolgen over de manier waarop zijn zus behandeld was bij de Ieren.
De Ierse edelen kwamen daarna met een idee: ‘U moet voor Bran een huis bouwen, zo mooi mogelijk. Hij heeft immers nog nooit een huis gehad… Hij zal het zien als een grote eer.’

Branwen sprak in de tussentijd met haar broer. ‘Alsjeblieft,’ zei ze, ‘ga niet omwille van mij een oorlog beginnen. Het zal alleen maar onschuldige mensen doden.’
Bran accepteerde Branwen’s slimme advies. Zijn huis werd gebouwd: groot, majestueus en bijzonder. Er was ruimte voor Bran en heel zijn leger daarbinnen. Maar de mannen van Mallolwch hadden niet zomaar de strijd opgegeven. Binnenin het huis va Bran hadden ze honderd zakken achtergelaten. Ze zeiden dat deze vol zaten met het beste meel, maar er zaten honderd van de beste Ierse strijders in.
Evnissyen was met Bran meegekomen naar Ierland. Hij bekeek de zakken achterdochtig en pakte ze daarna één voor één vast. Hij kneep er zo hard in dat de strijder binnenin zelfs doodging. Honderd mannen, zomaar dood.

Die avond hield Mallolwch een groot feest. Bran en zijn leger waren er, evenals het leger van de Ieren. De Ierse koning maakte tijdens het feest bekend dat de zoon van Branwen de troon zou overnemen, hij zou de nieuwe koning worden van Ierland en zou vrede brengen tussen beide landen.
Bran en Branwen waren erg blij met deze beslissing maar – opnieuw – Evnissyen was jaloers. Hij pakte de zoon op bij zijn hiel en gooide hem in het vuur.
Branwen schreeuwde het uit en probeerde haar zoon te redden. De vlammen waren echter te fel en dodelijk, dat Bran haar bij het vuur vandaan moest trekken. Zo redde hij in ieder geval haar leven.
Toen hij om zich heen keek zag hij het vuur in de ogen van de Ieren branden: zij hadden net hun troonopvolger in vlammen zien opgaan en hij greep zijn zwaard en schild.

De slag die volgde was woest en bloedig. Gevechten als deze hadden nog nooit eerder in Ierland plaatsgevonden. De Welsh leken te winnen, totdat de mannen van Mallolwch hun weg vonden naar het vuur. Ze droegen de magische ketel bij zich en gooiden de Ierse doden in de pot. Zodra dat gebeurde waren de mannen weer levend, exact zoals Bran gezegd had, en begonnen ze direct weer te vechten.
Evnissyen keek toe en zijn woeste, jaloerse hart sloeg wild met een nieuwe passie: Hij kon zijn broeders toch niet allemaal laten afslachten? Hij moest zijn land en volk helpen!
Dus besloot Evnissyen zich te verstoppen tussen de dode Ieren en hij werd, net als de andere doden, in de ketel gelegd. Maar in plaats van er levend weer uit te springen maakte hij zich zo lang mogelijk. Hij strekte zich zover uit dat de ketel compleet versplinterde. De magie die de ketel eens bevatte doodde Evnissyen. Hij brak ook in duizenden stukken, maar stierf trots en blij. Voor het eerst in zijn leven deed hij iets om vrede te brengen.
Zonder de magische ketel raakten de Ieren al snel hun leger kwijt. De Welsh wonnen, al hadden ze maar zeven man over. Bran had het ook overleefd, al had een speer met een giftige punt hem wel geraakt in zijn voet.
‘Wanneer ik sterf,’ zei hij, ‘wil ik dat mijn hoofd wordt afgehakt en naar Londen gaat. Daar moet je het begraven, mijn ogen gericht op Frankrijk.’ Hij glimlachte. ‘Daarna heb je nog een wonderlijke reis te gaan.’
‘Eerst moet je een feestmaal aanrichten bij mijn oude paleis in Pembroke, Zuid-Wales. Onthoud wel het volgende: alle deuren die naar het zuiden opengaan moeten dicht blijven! Als je ze opent zal mijn hoofd wegrotten.’

Rouwend deden zijn mannen zoals Bran had gezegd. Ze namen Branwen ook mee naar huis. Toen ze de zee hadden overgestoken keek zij nog eens achterom. Ierland, het land waar haar broer begraven was, het land waar haar man begraven was… Ze zuchtte. Zo’n strijd wilde ze nooit meer meemaken.
‘Ik had nooit geboren moeten worden,’ zuchtte ze, ‘mijn schoonheid heeft zoveel pijn veroorzaakt. De mannen van twee landen zijn geslacht, en dat allemaal vanwege mij…’
Ze huilde, haar hart brak van verdriet en ze deelde het lot van haar broer en haar man. De Welsh begroeven haar waar ze stierf.
Hoe het verder ging met Bran – hij stierf ook. Het gif van de speer doodde hem. Maar zijn hoofd bleef leven. De mannen droegen het met zich mee, en hun reis was wonderlijk.

Bij het koninklijk paleis bij Harlech, bij Pembroke, waren drie vogels en hun gezang was zo mooi dat de mannen zeven jaar daar verbleven. De vogels waren gestuurd door Rhiannon, de godin-koningin. ‘De vogels kunnen de doden uit hun slaap wekken,’ glimlachte ze, ‘en een vredige slaap geven aan de levenden.’
De mannen vergaten al hun verlies en hun zorgen. Het was alsof Bran nog bij hen was, hun leider en koning.
Ze waren acht blije jaren daar, zonder te weten wat er achter hun lag. Toen, op een dag, vergetend wat Bran tegen hen gezegd had, opende een man een deur op het zuiden. Opeens kwam al de pijn en verdriet terug – ze herinnerden zich Bran, hun nobele leider en hoe hij stierf.
Bedroefd, maar gehaast, maakten ze hun weg naar Londen. Elke dag leek het hoofd van Bran kleiner te worden. Net op tijd kwamen ze aan in Londen, waar ze het hoofd begroeven bij de Witte Heuvel aan de rivier.
Ze draaiden zich om en begonnen aan de reis terug naar huis, terug naar Wales. Hun gedachten waren vol van verdrietige herinneringen. Maar opeens verdwenen hun pijn en zorgen! Ze hoorden iets. En niet zomaar iets, ze hoorden Bran!

‘Als mijn hoofd hier veilig ligt,’ donderde zijn stem, ‘zal alles veilig zijn voor dit land. Geen plagen zullen de zee oversteken. Mijn mensen zullen blijdschap vinden.’

zaterdag 4 april 2015

Bran en Branwen (1)

Het eerste deel van de Keltische mythe over Bran en Branwen. Morgen volgt deel twee.

Bran en Branwen


Machtige Bran, koning van Wales, was zo groot als een reus. Hij torende boven zijn mensen uit als de hoge bergen en beschermde hem als een hoge stenen muur. Zijn hoofd was als een grote, sterke rots, zijn neus als een vooruitstekende klif en zijn ogen waren als waterpoelen. Zijn haar was zwart en glanzend zoals de veren van een sterke vogel en dat is waarom zijn vader hem ‘Bran’ had genoemd, want dat betekent raaf.
In heel zijn koninkrijk was er geen huis groot genoeg voor hem. Hij sliep buiten zoals de goden deden – in spelonken, onder bomen of onder de sterrenpracht.

De zus van Bran, Branwen, was zo groot als een gewoon mens maar door haar schoonheid leek ze wel goddelijk. Haar haar was zo donker als de nacht en zo glanzend als sterren; haar huid was zacht en delicaat als sneeuw. Ze was sierlijk als jonge bomen in het bos en haar glimlach was zo mooi en helder als de zon.
Branwen was niet alleen mooi, haar persoonlijkheid was ook goed. Ze was wijs en trouw, slim en hardwerkend, lieftallig, gul en aardig.

Op het moment dat dit verhaal begint is Branwen nog niet getrouwd. Ze leeft met Bran in Harlech, in het noorden van Wales. De drie broers van Bran, Manawyddan, Nissyen en Evnissyen, waren ook in het Koninklijke gezelschap.

Op een dag zat Bran op een hoge rots die uitkeek over de zee. Zijn drie broers waren ook bij hem. En ze waren niet alleen: ook waren vele edelen in de buurt, wachtend op een order van de koning.
‘Wat is dat?’ riep Bran, zijn uitstekende zicht gebruikend, ‘Het zijn – laat me tellen – elf, twaalf, nee, zelfs dertien schepen die aan komen varen, deze kant op!’
‘Jij daar!’ riep Bran naar één van zijn dienaren. ‘Ga kijken wat ze hier komen doen.’ ‘En jij,’wees hij een ander aan, ‘Laat het leger zich paraat houden. We weten immers niet wie het zijn.’
Toen hij later nog eens keek zag hij het teken van vrede bij de schepen; ze hadden hun schilden op de kop gehangen. Iedereen aan boord leek vriendelijk. En hun schepen… zoiets had Bran nog niet eerder gezien. Mooi gestroomlijnd, zeewaardig en uitstekend gemaakt van goed hout. De mannen op het schip waren knap en hoffelijk en droegen mooie kleren. Hun paarden waren goed verzorgd en zagen er goed uit.

‘Wij komen uit Ierland en we komen in vrede!’ zeiden de mannen. ‘Onze leider is de Ierse hoge koning Mallolwch en hij is hierheen gekomen omdat hij wilde trouwen met de mooie Branwen.’
De trotse koning Mallolwch stapte hoffelijk van boord, breed glimlachend.
‘Ik heb gehoord van uw zusters uitzonderlijke schoonheid. Een Koninklijke bruiloft, zeker één tussen onze grote naties zal onze landen vrede en vriendschap geven.’
‘Dat is zeker een mooi vooruitzicht,’ riep Bran blij. ‘Wat een goed idee! Maar laten we nu eerst uw aankomst hier vieren!’

De mensen van Wales en hun Ierse gasten vierden feest tot diep in de nacht. Ze aten en dronken, vertelden verhalen en waren allemaal blij. Mallolwch had een ereplaats gekregen, tussen Bran en Branwen in en was daar zeer content mee. Ze hadden zich, toen het donkerder werd, allemaal teruggetrokken in een reusachtige tent, waar Bran zich net in kon wurmen. Branwen leek ook blij te zijn, al vond ze het jammer dat niemand haar iets gevraagd had over de trouwerij.
Maar iets verder in de tent was er één iemand die nog minder blij was: Evnissyen, de broer van Bran, was zeer ontsteld dat niemand hem om permissie gevraagd had rondom het aanstaande huwelijk van zijn zus en de Ierse koning. Dat hoefde niet volgens traditie noch wet: Bran maakte de beslissingen. Maar Evnissyen was jaloers; hij wilde Brans troon hebben.
Dus hij deed iets kwaadaardigs: hij viel de paarden van de gasten aan. Woorden kunnen de gruweldaden van Evnissyen niet beschrijven.

Toen de Ierse koning van deze schandelijke daad hoorde zwol zijn hart op van woede en haat. ‘Ik moet dit barbaarse, achterlijke en bloedige land verlaten,’ zei hij en vertrok naar zijn schepen.
Knechten van Bran kwamen naar hun koning toe en brachten hem het nieuws dat Mallolwch wegging. Bran was bezorgd, maar toen hij hoorde wat zijn broer gedaan had werd hij net zo boos als de Ieren. De aanval op de Ierse paarden was een belediging naar zijn gasten, tegenover Branwen en tegen heel Wales! Het brak één van de belangrijkste wetten van de Keltische landen – gastvrijheid aan vreemden. Maar op dit moment was de daad gedaan, hij kon de schade niet tenietdoen. Alles wat hij kon doen, om zijn land te helpen, was proberen de Ieren te overreden om niet met hen in oorlog te gaan.
Direct stuurde hij snelle boodschappers naar de schepen van de Ieren toe. ‘Bran smeekt jullie om niet te gaan,’ zeiden ze. ‘Hij wil jullie grote cadeaus geven als teken van vriendschap. Hij zal jullie zijn beste paarden geven om degene die Evnissyen vermoord en verminkt heeft te vervangen. Ook zal hij jullie een zilveren stok geven, zo groot als hijzelf is en zo dik als zijn vingers – plus een enorme gouden plaat zo groot als zijn eigen gezicht!’
‘Bran wil ook dat jullie weten dat, als hij zou kunnen, hij zijn eigen broer wel zou willen vermoorden om hetgeen hij gedaan heeft. Maar onze wetten verbieden dat broers elkaar vermoorden, zoals jullie ook wel zullen begrijpen.’

‘Dat is mooi gezegd,’ bromde Mallolwch. ‘Ik zal mijn mannen vragen om te blijven en de grote raad bijeenroepen.’ Tijdens dit beraad besloten de Ieren te blijven, grotendeels door de genereuze cadeaus van Bran.
Toch zag Bran een dag later, terwijl hij met Mallolwch aan het eten was, dat hij er sip en verdrietig uitzag. Hij zei: ‘Doet de aanval op je paarden je nog steeds pijnen verdriet? Dat verbaast me niets. Misschien heb ik echter wel iets voor je. Een cadeau dat je zo zal verbazen dat de pijn weggaat.’
‘Ik zal je mijn magische ketel geven. Iedereen die vermoord is hoeft er enkel in te zitten en hij zal weer leven, zo goed als nieuw.’ Zei Bran. ‘Er is slechts één klein probleem: de man kan niet meer praten – maar ik denk dat hij wel je gewoon hoort.’
Bran had zijn woord gegeven en de volgende dag gaf hij de Ierse koning de ketel. Deze was verrukt over de schoonheid van de ketel en vroeg waar de Welsh hem vandaan had.
‘Gek genoeg uit Ierland,’ zei Bran, ‘Ik kreeg de ketel van een man die daar eens leefde. Ik denk dat hij hem heeft meegenomen.’
‘Aha,’ zei Mallolwch, ‘Ik denk dat ik deze ketel eerder gezien heb. Op een dag, toen ik aan het jagen was in Ierland, reed ik langs een diep, donker meer. Een vreemde, roodharige man kwam uit het meer zetten met de ketel achter zich. Hij zal hem in dat meer gevonden hebben en uiteindelijk aan jou gegeven hebben. ‘
‘Misschien komt het wel uit de Anderwereld, of is het van een god geweest! Iedereen weet dat de goden in meren en rivieren leven – en dan de weg in en uit de Anderwereld via water gaat.’
‘Hij was een wilde man,’ vervolgde de Ierse koning, ‘net als zijn vrouw. Zij was twee keer zo groot, luid en smerig als hem. Ik heb ze beiden een jaar in mijn paleis als gast gehad, maar ze waren zo onbeleefd en maakten zoveel herrie dat ik van ze af wilde. Ik bouwde voor hen een huis van ijzer, zette hen erin vast en heb daarna grote vuren er omheen aangestoken.  Toen het huis witheet was, kwamen ze door de smeltende muren heen en renden ze weg uit Ierland.’
‘Ja, ze kwamen hierheen,’ zei Bran, ‘Tot zover hebben ze nog geen overlast bezorgd. Meestal laat ik ze de grens bewaken.’

De twee koningen bezegelden de deal en organiseerden een groot feest. De volgende dag verlieten de Ieren Wales en Branwen ging met hen mee om haar nieuwe leven in Ierland te starten.
De Ieren waren blij om Branwen welkom te heten als hun nieuwe koningin. Toen ze binnen een jaar het volk een zoon had geschonken was bijna iedereen gelukkig. Enkel een paar Ierse edelen konden niet vergeten wat de Welsh hadden gedaan met hun paarden. Ze mompelden kwade woorden over de mensen uit Wales, vooral over Branwen.
Koning Mallolwch hoorde deze fluisteringen en na verloop van tijd begon hij deze te geloven. Op een dag gooide hij Branwen uit zijn Koninklijke verblijven en liet hij haar werken in de keuken. Sommige mensen zeiden zelfs dat hij haar sloeg – ook al was ze zijn vrouw en koningin. Branwen werkte drie jaar lang en kreeg zware, vieze klussen. Ze veegde en maakte schoon, waste de smerige vaat en was urenlang bezig om deeg te kneden om brood te maken. Elke dag kreeg ze slaag van de slager, zijn handen vies en vuil met restjes van vlees en vers dierenbloed.

Waarom niemand haar redde? De Ieren deden niets omdat ze bang waren voor hun koning. Ook had de koning al het verkeer tussen beide landen gestopt dus kon koning Bran ook niet weten wat er aan de hand was.

Wordt morgen vervolgd